verbroederen - regelmatig werkwoord
uitspraak: ver-broe-de-ren
1. als broeders met elkaar om leren gaan
♢ de deelnemers aan de reis zijn door hun avonturen met elkaar verbroederd
Regelmatig werkwoord: ver-broe-de-ren
ik verbroeder
jij/u verbroedert
hij/zij verbroedert
wij/zij/jullie verbroederen
ik/jij/u/hij/zij verbroederde
wij/zij/jullie verbroederden
hij heeft of is verbroederd
de/het/een verbroederde ....
verbroederend, verbroederende
Gepubliceerd op 14-11-2017
verbroederen
betekenis & definitie