verbrijzelen - regelmatig werkwoord
uitspraak: ver-brij-ze-len
1. helemaal in kleine stukken slaan
♢ hij verbrijzelde de steen met een hamer
1. een verbrijzeld lichaamsdeel
[waarvan het bot in kleine stukken is]
Regelmatig werkwoord: ver-brij-ze-len
ik verbrijzel
jij/u verbrijzelt
hij/zij verbrijzelt
wij/zij/jullie verbrijzelen
ik/jij/u/hij/zij verbrijzelde
wij/zij/jullie verbrijzelden
hij heeft verbrijzeld
de/het/een verbrijzelde ....
verbrijzelend, verbrijzelende
Synoniemen
vermorzelen
Gepubliceerd op 14-11-2017
verbrijzelen
betekenis & definitie