vaststaan - onregelmatig werkwoord
uitspraak: vast-staan
1. zeker zijn, niet meer te veranderen
♢ het staat vast dat hij die avond gedronken heeft
Onregelmatig werkwoord: vast-staan
het staat vast (... het vaststaat)
zij staan vast (... zij vaststaan)
het stond vast (... het vaststond)
zij stonden vast (... zij vaststonden)
het heeft vastgestaan
vaststaand, vaststaande
Gepubliceerd op 14-11-2017
vaststaan
betekenis & definitie