uitsteken - onregelmatig werkwoord
uitspraak: uit-ste-ken
1. het naar buiten steken
♢ steek even je tong uit voor de dokter
1. je hand uitsteken
[naar links of rechts wijzen als je de bocht om gaat]
2. er bovenuit komen
♢ de kerk steekt boven alle gebouwen uit
1. zij steekt boven iedereen uit
[zij overtreft iedereen]
Onregelmatig werkwoord: uit-ste-ken
ik steek uit (... ik uitsteek)
jij/u steekt uit (... jij uitsteekt)
hij/zij steekt uit (... hij uitsteekt)
wij/zij/jullie steken uit (... wij uitsteken)
ik/jij/u/hij/zij stak uit (... ik uitstak)
wij/zij/jullie staken uit (... wij uitstaken)
hij heeft uitgestoken
de/het/een uitgestoken ....
uitstekend, uitstekende
Gepubliceerd op 14-11-2017
uitsteken
betekenis & definitie