tuiten - regelmatig werkwoord
uitspraak: tui-ten
1. een vorm geven die spits toeloopt
♢ door haar lippen te tuiten vroeg ze om een kus
2. veel lawaai in de oren horen
♢ mijn oren tuitten, want iedereen sprak door elkaar
1. mijn oren tuiten
[ik kan het niet meer volgen]
Regelmatig werkwoord: tui-ten
ik tuit
jij/u tuit
hij/zij tuit
wij/zij/jullie tuiten
ik/jij/u/hij/zij tuitte
wij/zij/jullie tuitten
hij heeft getuit
de/het/een getuite ....
tuitend, tuitende
Gepubliceerd op 14-11-2017
tuiten
betekenis & definitie