vorm - zelfstandig naamwoord
1. uiterlijke gedaante
♢ zijn hoofd heeft de vorm van een ei
1. ik ben niet in vorm
[niet in goede geestelijke of lichamelijke conditie]
2. het neemt vaste vorm aan
[is bijna klaar]
3. vorm geven aan een gedachte
[die onder woorden brengen]
2. voorwerp waarmee je iets zijn gedaante geeft
♢ dit is een vorm om koekjes mee te maken
1. het in een andere vorm gieten
[het op een andere manier doen of zeggen]
3. vaste manier van gedragen
♢ zijn omgangsvormen zijn niet geweldig
1. voor de vorm
[alleen omdat het zo hoort]
Algemene uitdrukkingen:
1. in vorm zijn
[in goede conditie]
Zelfstandig naamwoord: vorm
de vorm
de vormen
het vormpje
Gepubliceerd op 14-11-2017
vorm
betekenis & definitie