Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

Gepubliceerd op 14-11-2017

trillen

betekenis & definitie

trillen - regelmatig werkwoord
uitspraak: tril-len

1. snel een klein beetje bewegen
hij zat te trillen van de kou

Regelmatig werkwoord: tril-len
ik tril
jij/u trilt
hij/zij trilt
wij/zij/jullie trillen
ik/jij/u/hij/zij trilde
wij/zij/jullie trilden
hij heeft getrild
trillend, trillende

Synoniemen
beven, bibberen, rillen