Synoniemen zoeken
Synoniem van trillen
Synoniem van 'n ander trefwoord
Groot Synoniemenwoordenboek
P.G.J. van Sterkenburg (1991)
trillen
trillen - zeer snel en over een zeer korte afstand heen en weer bewegen zonder van plaats te veranderen. Synoniem: beven. De informele uitdrukking beven als een juffershondje (of rietje, of espeblad) wordt alleen gebruikt bij personen: erg beven. Bibberen, ook vrij informeel, kan slaan op een mens of dier; rillen slaat meestal op mensen. Bij bibberen kan de oorzaak kou of angst zijn; rillen kan ook komen van koorts. Bij huiveren (alleen mensen doen dat) denk je meestal aan kou of angst. Sidderen is: hevig huiveren van angst of ontzag. Voorwerpen kunnen vibreren. Zinderen noemt men het schijnbaar trillen van bijvoorbeeld een gloeiende woestijn. In verband met een weke massa gebruik je lillen; vooral het tegenwoordig deelwoord: 'lillend schuim', 'lillend vlees'. Dreunen of daveren is trillen met een zwaar en dof geluid.
Zie: bewegen.
Handwoordenboek synoniemen
J.V. Hendriks (1898)
Trillen
In eene golvende beweging zijn. Van eene snelle maar zacht golvende beweging zegt men trillen. De snaar trilt. Waar van eene snelle beweging van het hart sprake is gebruikt men popelen. Beven drukt een hoogeren graad van be¬weging uit, ja het dient zelfs om bij levenlooze voorwerpen den allerhoogsten trap er van aan te duiden. Eene aarbeving. Bij levende wezens, waar de sterkste beweging door innerlijke aandoening veroorzaakt wordt, wordt hevig beven uitgedrukt door sidderen. Sidderen van angst, van schrik. Bibberen is een herhaald beven of trillen ten gevolge eener tijdelijke ver¬mindering der dierlijke warmte; rillen kan hetzelfde uitdrukken als bibberen, maar hieraan is minder de gedachte van herhaling eigen; bovendien kan het gebruikt worden van trillen tengevolge van eene gemoedsaandoening, als b.v. afgrijzen. Het kan evenals bibberen en sidderen slechts van levende wezens gebezigd worden. Van koude rillen. Men rilde er van. Bibberen van koude.
Muiswerk Educatief
Muiswerk Educatief (2017)
trillen
trillen - regelmatig werkwoord
uitspraak: tril-len
1. snel een klein beetje bewegen
♢ hij zat te trillen van de kou
Regelmatig werkwoord: tril-len
ik tril
jij/u trilt
hij/zij trilt
wij/zij/jullie trillen
ik/jij/u/hij/zij trilde
wij/zij/jullie trilden
hij heeft getrild
trillend, trillende
Synoniemen
beven, bibberen, rillen