tij - zelfstandig naamwoord
1. de afwisseling van hoog en laag water bij de zee
♢ het is om vier uur laag tij
1. opkomend tij
[periode waarin het vloed wordt]
2. het tij keren
[de situatie veranderen]
3. hoog tij
[wanneer het water hoog staat]
4. laag tij
[wanneer het water laag staat]
5. gunstig tij
[een gunstige periode]
Zelfstandig naamwoord: tij
het tij
Synoniemen
getij, getijde
Gepubliceerd op 14-11-2017
tij
betekenis & definitie