tien - telwoord, zelfstandig naamwoord
1. getal dat na negen komt
♢ mensen hebben tien vingers
1. tien tegen één dat ik gelijk heb
[het is zo goed als zeker]
2. een tien met een griffel (en een zoen van de juffrouw)!
[heel goed gedaan!]
3. zij heeft praatjes voor tien
[veel praatjes]
1. symbool waarmee het getal 10 wordt voorgesteld
♢ een tien betekent dat je het proefwerk uitmuntend hebt gemaakt
1. de tien geboden
[de voornaamste voorschriften uit de wet van Mozes]
2. hij kijkt alsof hij niet tot tien kan tellen
[alsof hij onnozel is]
3. tien tegen een dat...
[het is zo goed als zeker]
Telwoord: tien
tienen
Zelfstandig naamwoord: tien
de tien
de tienen
Gepubliceerd op 30-11-2017
tien
betekenis & definitie