sukkelen - regelmatig werkwoord
uitspraak: suk-ke-len
1. vaak ziek zijn of last van je gezondheid hebben
♢ opa sukkelt nogal de laatste tijd
2. langzaam en moeilijk vooruitkomen
♢ oma sukkelde naar huis achter haar rollator
Regelmatig werkwoord: suk-ke-len
ik sukkel
jij/u sukkelt
hij/zij sukkelt
wij/zij/jullie sukkelen
ik/jij/u/hij/zij sukkelde
wij/zij/jullie sukkelden
hij heeft gesukkeld
de/het/een gesukkelde ....
sukkelend, sukkelende
Gepubliceerd op 14-11-2017
sukkelen
betekenis & definitie