stom - bijvoeglijk naamwoord
1. wie niet goed kan denken en weinig snapt
♢ dat was stom van mij!
1. zo stom als het achtereind van een varken
[heel erg stom]
2. stom toeval
[waar je helemaal niet op had kunnen rekenen]
2. wie niet kan spreken
♢ hij is vanaf de geboorte doof en stom
1. een stomme film
[zonder geluid]
2. geld dat stom is, maakt recht wat krom is
[geld maakt alles goed]
3. niet leuk
♢ dat stomme kind mag niet mee
Algemene uitdrukkingen:
1. de stomme e
[de e die klinkt als een u]
Bijvoeglijk naamwoord: stom
... is stommer dan ...
het stomst
de/het stomme ...
iets stoms
Synoniemen
dom, onnozel, suf, sullig
Tegenstellingen
cool, eindeloos, enig, fantastisch, formidabel, gaaf, geweldig, goochem, grandioos, groots, intelligent, jofel, kolossaal, magnifiek, pienter, prachtig, scherpzinnig, schrander, slim, snugger, tof, vernuftig, vet, wreed
Gepubliceerd op 14-11-2017
stom
betekenis & definitie