Wat is de betekenis van stom?

2024-04-19
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

stom

(1979) (jeugd) (van kleding) onmodieus. • stom - in de zin van een stomme broek, onmodieuze broek. Valkenswaard. (NRC Handelsblad, 10/03/1979, over jeugdtaal)

2024-04-19
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

stom

stom - Bijvoeglijk naamwoord 1. geluidloos Een stomme film. 2. niet in staat te spreken Het maakte hem stom van verbazing. 3. weinig intelligent Tja, dat was stom van me, natuurlijk. 4. (informeel)...

2024-04-19
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

stom

stom - bijvoeglijk naamwoord 1. wie niet goed kan denken en weinig snapt ♢ dat was stom van mij! 1. zo stom als het achtereind van een varken [heel erg stom] 2. stom toeval...

2024-04-19
Vlaams-Nederlands woordenboek

Peter Bakema (2003)

stom

zie donderen.

2024-04-19
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

stom

sprakeloos; dom, onnosel; bejammerenswaardig.

2024-04-19
Eerste Medisch Systematische Ingerichte Encyclopedie

Uitgeversmaatschappij A. Manteau N.V. (1954)

Stom

mutus, algeheel onontwikkeld- of verlorengegaan-zijn van de spraak (zie aldaar); soms hangt dit samen met een aangeboren doofheid (doofstom), soms staat de stomheid op zichzelf (hoorstom).

2024-04-19
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Stom

adj. & adv., stom.

2024-04-19
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

Wil je toegang tot alle 20 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-19
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

STOM

bn. bw. (-mer, -st), 1. niet kunnende spreken, niet met spraakvermogen begaafd : stom geboren ; dooi en stom zijn ; vier naakte muren waren de stomme getuigen van pijn en lijden ; een stom dier, een stom beest; de vissen zijn stom; stomme vogels, niet zingend, b.v. de ooievaar ; — (spr.) het geld dat stom is, maakt recht wat krom is, het geld...