Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

Gepubliceerd op 14-11-2017

stoer

betekenis & definitie

stoer - bijvoeglijk naamwoord

1. flink doen om indruk te maken
♢ het was stoer van hem dat hij op de vechters af liep
1. een stoer jack
[waarmee je er stoer uitziet]
2. stoer doen
[je flinker voordoen dan je bent]

Bijvoeglijk naamwoord: stoer
... is stoerder dan ...
het stoerst
de/het stoere ...
iets stoers

Tegenstellingen
angstig, bang, benauwd, bevreesd, paniekerig