stoer - bijvoeglijk naamwoord
1. flink doen om indruk te maken
♢ het was stoer van hem dat hij op de vechters af liep
1. een stoer jack
[waarmee je er stoer uitziet]
2. stoer doen
[je flinker voordoen dan je bent]
Bijvoeglijk naamwoord: stoer
... is stoerder dan ...
het stoerst
de/het stoere ...
iets stoers
Tegenstellingen
angstig, bang, benauwd, bevreesd, paniekerig
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Favorieten
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen:
- Je eigen Ensie account
- Direct toegang tot alle zoekresultaten
- Volledige advertentievrije website
- Gratis boek cadeau als welkomstgeschenk