stoer
(1990+) (jeugd) mooi, cool*. • (Frank Bierens & Mo Veld: Gigataal. Stijlwoordenboek voor het nieuwe millenium. 1999) • (Wim Daniëls: Vet! Jongerentaal nu en vroeger. 2004)
Marc De Coster (2020-2024)
(1990+) (jeugd) mooi, cool*. • (Frank Bierens & Mo Veld: Gigataal. Stijlwoordenboek voor het nieuwe millenium. 1999) • (Wim Daniëls: Vet! Jongerentaal nu en vroeger. 2004)
Wiktionary (2019)
stoer - Bijvoeglijk naamwoord 1. indruk makend ♢ Hij heeft een stoere zonnebril gekocht. 2. indruk maken door sterk te zijn of sterk proberen te zijn ♢ Die stoere kerels hebben eigenlijk maar een klein hartje. ♢ De ministe...
Muiswerk Educatief (2017)
stoer - bijvoeglijk naamwoord 1. flink doen om indruk te maken ♢ het was stoer van hem dat hij op de vechters af liep 1. een stoer jack [waarmee je er stoer uitziet] 2. stoer do...
Van Dale Uitgevers (1950)
bn. bw. (-der, -st), 1. (niet alg.) nors, stug, onvriendelijk; 2. groot, zwaar, krachtig van lichaamsbouw: een stoere kerel; — stoer als een oudgediende zat hij op zijn stoel; 3. onbuigzaam op geestelijk gebied; onverzettelijk: een stoere Calvinist.
M. J. Koenen's (1937)
bn., bw.; stoerder, stoerst (stevig, flink en sterk): een stoere kerel, krachtig; stoere schouders; een stoer werker; stoer werken.
Jozef Verschueren (1930)
bn. en bw. (-der, -st) [stuurJ 1. groot, stevig en sterk: een -e kerel. 2. krachtig: -e schouders; werken.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: