stek - zelfstandig naamwoord
1. bepaalde ruimte of punt in de ruimte
♢ de visser zit elke dag op zijn stek bij het water
2. afgesneden takje dat je in de grond zet om een nieuwe plant te maken
♢ ik heb van haar wat stekjes van de fuchsia gehad
3. rotte plek in een vrucht
♢ de appels hadden allemaal stekken
Zelfstandig naamwoord: stek
de stek
de stekken
het stekje
Synoniemen
locatie, oord, plaats, plek, punt
Gepubliceerd op 14-11-2017
stek
betekenis & definitie