zit - zelfstandig naamwoord
1. het zitten
♢ de zit naar het stadion duurde erg lang
1. het was een hele zit
[ik heb lang moeten zitten]
2. geen zit in zijn gat hebben
[niet lang achtereen kunnen blijven zitten]
2. manier van zitten
♢ opa's stoel heeft een goede zit
Algemene uitdrukkingen:
1. neem een zit
[neem een stoel en ga zitten]
Zelfstandig naamwoord: zit
de zit
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Favorieten
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen:
- Je eigen Ensie account
- Direct toegang tot alle zoekresultaten
- Volledige advertentievrije website
- Gratis boek cadeau als welkomstgeschenk