spuwen - regelmatig werkwoord
uitspraak: spu-wen
1. vocht in je mond met kracht naar buiten laten komen
♢ 'verboden te spuwen' stond er op het oude bord
1. vuur spuwen
[vuur uit je mond blazen]
2. vuur spuwen (van vulkanen)
[met grote kracht vuur door de krater naar buiten stoten]
3. zijn ogen spuwen vuur
[er blijkt haat of woede uit]
Regelmatig werkwoord: spu-wen
ik spuw
jij/u spuwt
hij/zij spuwt
wij/zij/jullie spuwen
ik/jij/u/hij/zij spuwde
wij/zij/jullie spuwden
hij heeft gespuwd
spuwend, spuwende
Synoniemen
kwatten, spugen
Gepubliceerd op 14-11-2017
spuwen
betekenis & definitie