kracht - zelfstandig naamwoord
1. hoe sterk het is
♢ ik heb veel kracht in mijn armen
1. in de kracht van je leven
[in je beste tijd]
2. met vereende krachten
[met zijn allen]
3. uit zijn krachten gegroeid zijn
[naar verhouding te lang geworden]
4. zijn krachten meten met iemand
[uitproberen wie de sterkste is]
5. met vereende krachten
[met gezamenlijke inspanning]
6. de krachten bundelen
[samenwerken]
7. op eigen kracht
[zonder hulp van anderen]
2. de werking of de invloed
♢ hij gebruikt altijd krachtige taal
1. is die wet al van kracht?
[in werking]
3. werknemer
♢ zij is een goede kracht voor dit bedrijf
1. een losse kracht
[zonder arbeidsovereenkomst]
Zelfstandig naamwoord: kracht
de kracht
de krachten
Synoniemen
power
Tegenstellingen
machteloosheid
Gepubliceerd op 14-11-2017
kracht
betekenis & definitie
Alsjeblieft!
Dit artikel kreeg je van Ensie cadeau. Wil je ook bijdragen aan toegankelijke kennis? Klik hier en word vriend van Ensie.