Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

Gepubliceerd op 14-11-2017

spugen

betekenis & definitie

spugen - regelmatig werkwoord
uitspraak: spu-gen

1. wat in je maag zit weer naar buiten laten komen
♢ mijn zoontje moest vannacht spugen
1. om van te spugen!
[walgelijk]
2. vocht in je mond met kracht naar buiten laten komen
♢ de oude man spuugt op de grond
1. op iets of iemand spugen
[op iets of iemand neerkijken]
2. hij spuugt er niet in
[lust wel graag een borrel]
3. iemand in het gezicht spugen
[hem diep beledigen]

Regelmatig werkwoord: spu-gen
ik spuug
jij/u spuugt
hij/zij spuugt
wij/zij/jullie spugen
ik/jij/u/hij/zij spuugde
wij/zij/jullie spuugden
hij heeft gespuugd
de/het/een gespuugde ....
spugend, spugende

Synoniemen
braken, kotsen, kwatten, overgeven, spuwen