schors - zelfstandig naamwoord
1. buitenste laag van de stam van een boom
♢ bij deze zieke boom begint de schors los te laten
2. buitenste laag van een orgaan die om de binnenste laag heen ligt
♢ in de hersenschors zitten belangrijke functies
Algemene uitdrukkingen:
1. aan de schors blijven hangen
[alleen het uiterlijk zien, niet het innerlijk]
2. een ruwe schors hebben
[ruw optreden]
Zelfstandig naamwoord: schors
de schors
de schorsen
Gepubliceerd op 14-11-2017
schors
betekenis & definitie