Synoniemen zoeken
Synoniem van schors
Synoniem van 'n ander trefwoord
Handwoordenboek synoniemen
J.V. Hendriks (1898)
Schors
Het bekleedsel der boomen. Bast ziet op het bekleedsel in verband met den boom zelf, schors alleen op het buitenste ruwe gedeelte dat er van losgemaakt kan worden. Zij vervaardigden zich kleederen van boombast. Men schreef vroeger op berkenbast. De bast van den eik is gebarsten. In het voorjaar wordt de schors van het eikenhout verkocht. Wordt eikenschors bij ’t pond gewogen Men weegt kaneel bij ’t lood.
Figuurlijk: Aan de schors hangen (alleen op ’t uiterlijke zien).
Muiswerk Educatief
Muiswerk Educatief (2017)
schors
schors - zelfstandig naamwoord
1. buitenste laag van de stam van een boom
♢ bij deze zieke boom begint de schors los te laten
2. buitenste laag van een orgaan die om de binnenste laag heen ligt
♢ in de hersenschors zitten belangrijke functies
Algemene uitdrukkingen:
1. aan de schors blijven hangen
[alleen het uiterlijk zien, niet het innerlijk]
2. een ruwe schors hebben
[ruw optreden]
Zelfstandig naamwoord: schors
de schors
de schorsen