Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

Gepubliceerd op 14-11-2017

schelen

betekenis & definitie

schelen - regelmatig werkwoord
uitspraak: sche-len

1. verschil uitmaken
♢ het scheelt dat hij zo aardig is
1. het scheelde niet veel of ik was gevallen
[ik was bijna gevallen]
2. zij schelen tien jaar
[de een is tien jaar ouder dan de ander]
3. het kan me niet schelen
[het maakt me niet uit]

Algemene uitdrukkingen:
1. wat scheelt eraan?
[wat is er aan de hand?]
Regelmatig werkwoord: sche-len
het scheelt
zij schelen
het scheelde
zij scheelden
het heeft gescheeld

< >