schele - zelfstandig naamwoord
uitspraak: sche-le
1. iemand die scheel ziet
♢ vroeger werd mijn broertje uitgescholden voor 'schele'
1. zalig zijn de schelen, want zij zullen God dubbel zien
[scheel zijn is zo slecht nog niet]
2. schelen zijn de mooisten niet, mooie schelen zijn er niet
[reactie op de uitroep 'wat kan mij dat schelen']
Zelfstandig naamwoord: sche-le
de schele
de schelen
Gepubliceerd op 14-11-2017
schele
betekenis & definitie