razen - regelmatig werkwoord
uitspraak: ra-zen
1. zich snel voortbewegen en daarbij veel geluid maken
♢ de auto's razen over de snelweg
2. op een heftige manier je afkeuring laten blijken
♢ zij begon woedend te razen toen hij zijn fout had opgebiecht
Regelmatig werkwoord: ra-zen
ik raas
jij/u raast
hij/zij raast
wij/zij/jullie razen
ik/jij/u/hij/zij raasde
wij/zij/jullie raasden
hij heeft geraasd
razend, razende
Synoniemen
schreeuwen, tekeergaan, tieren
Gepubliceerd op 14-11-2017
razen
betekenis & definitie