Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

Gepubliceerd op 14-11-2017

pik

betekenis & definitie

pik - zelfstandig naamwoord

1. mannelijk geslachtsdeel
♢ de jongens lieten hun pik aan elkaar zien
1. de pik op hem hebben
[hem niet mogen en altijd dwarszitten]
2. hij is op zijn pik getrapt
[voelt zich zwaar beledigd]

Algemene uitdrukkingen:
1. de pik op hem hebben
[hem niet mogen en dat laten blijken]
Zelfstandig naamwoord: pik
de pik
de pikken
het pikje

Synoniemen
lul, penis, piemel, piep, roede

< >