opstoken - regelmatig werkwoord
uitspraak: op-sto-ken
1. veel druk uitoefenen om iemand iets te laten doen
♢ zij heeft haar broer opgestookt om die inbraak te plegen
2. feller laten branden
♢ hij stookt het vuur op door er brandstof op te gooien
Regelmatig werkwoord: op-sto-ken
ik stook op (... ik opstook)
jij/u stookt op (... jij opstookt)
hij/zij stookt op (... hij opstookt)
wij/zij/jullie stoken op (... wij opstoken)
ik/jij/u/hij/zij stookte op (... ik opstookte)
wij/zij/jullie stookten op (... wij opstookten)
hij heeft opgestookt
de/het/een opgestookte ....
Synoniemen
opfokken, ophitsen, opzwepen
Gepubliceerd op 14-11-2017
opstoken
betekenis & definitie