oprapen - regelmatig werkwoord
uitspraak: op-ra-pen
1. het van de grond optillen
♢ ik liet een kwartje vallen en Jan raapte het op
1. Jan heeft geld voor het oprapen
[heel veel geld]
Regelmatig werkwoord: op-ra-pen
ik raap op (... ik opraap)
jij/u raapt op (... jij opraapt)
hij/zij raapt op (... hij opraapt)
wij/zij/jullie rapen op (... wij oprapen)
ik/jij/u/hij/zij raapte op (... ik opraapte)
wij/zij/jullie raapten op (... wij opraapten)
hij heeft opgeraapt
de/het/een opgeraapte ....
Synoniemen
rapen
Gepubliceerd op 14-11-2017
oprapen
betekenis & definitie