Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

Gepubliceerd op 14-11-2017

vallen

betekenis & definitie

vallen - onregelmatig werkwoord
uitspraak: val-len

1. op de grond terechtkomen
♢ ik viel een gat in mijn knie
2. er boos om worden
♢ hij viel erover dat het eten niet klaar was
3. hem heel erg leuk of aantrekkelijk vinden
♢ ik val op blonde jongens
4. omkomen
♢ hij is gevallen voor het vaderland
5. macht en invloed verliezen
♢ het kabinet is gevallen

Algemene uitdrukkingen:
1. in slaap vallen
[gaan slapen]
2. het valt hem zwaar
[het is zwaar voor hem]
3. de beslissing is gevallen
[ze hebben het besloten]
4. er valt weinig te beleven
[je kunt er weinig afleiding vinden]
5. dat viel in goede aarde
[dat vonden ze goed of leuk]
6. met hem valt niet te praten
[je kunt niet met hem praten]
7. er valt niets te lachen
[je mag niet lachen]
8. er viel een schot
[er werd geschoten]
9. de keus viel op hem
[hij werd gekozen]
10. ik zie wel hoe het valt, zei Uilenspiegel (TB)
[ik zie wel, ik wacht af]
Onregelmatig werkwoord: val-len
ik val
jij/u valt
hij/zij valt
wij/zij/jullie vallen
ik/jij/u/hij/zij viel
wij/zij/jullie vielen
hij is gevallen
de/het/een gevallen ....
vallend, vallende