ophopen

betekenis & definitie

ophopen - onregelmatig werkwoord
uitspraak: op-ho-pen

1. groter of heviger worden
♢ het werk hoopt zich op
2. er een of meer stapels van maken
♢ het hooi wordt opgehoopt in de hooiberg
3. tot een hoop worden
♢ de ijsmassa hoopt zich op tegen de dijk

Onregelmatig werkwoord: op-ho-pen
ik hoop op (... ik ophoop)
jij/u hoopt op (... jij ophoopt)
hij/zij hoopt op (... hij ophoopt)
wij/zij/jullie hopen op (... wij ophopen)
ik/jij/u/hij/zij hoopte op (... ik ophoopte)
wij/zij/jullie hoopten op (... wij ophoopten)
hij heeft opgehoopt
de/het/een opgehoopte ....
ophopend, ophopende

Synoniemen
doorzetten, stapelen, toenemen

Tegenstellingen
verkleinen, verminderen, verzachten