Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

Gepubliceerd op 14-11-2017

ophouden

betekenis & definitie

ophouden - onregelmatig werkwoord
uitspraak: op-hou-den

1. daar zijn
hij houdt zich op in de bosjes
2. niet meer doorgaan
♢ het is opgehouden met regenen
1. dan houdt alles op
[dan kunnen we niets meer doen]
2. zonder ophouden
[aan een stuk door, voortdurend]
3. hem een tijdje tegenhouden
♢ door de file was de bus opgehouden

Onregelmatig werkwoord: op-hou-den
ik houd op (... ik ophoud)
jij/u houdt op (... jij ophoudt)
hij/zij houdt op (... hij ophoudt)
wij/zij/jullie houden op (... wij ophouden)
ik/jij/u/hij/zij hield op (... ik ophield)
wij/zij/jullie hielden op (... wij ophielden)
hij is opgehouden
de/het/een opgehouden ....
ophoudend, ophoudende

Synoniemen
afnokken, bevinden, eindigen, staken, stoppen, uitscheiden, zitten

Tegenstellingen
aanbreken, beginnen, intreden