natuur - zelfstandig naamwoord
uitspraak: na-tuur
1. manier waarop iets of iemand in elkaar zit
♢ van nature is hij heel vrolijk
1. dat is zijn tweede natuur
[zijn vaste gewoonte]
2. van nature
[wat past bij iemands aard]
2. alle dingen om je heen die niet door mensen gemaakt zijn
♢ op zondag wandelen we in de vrije natuur
Zelfstandig naamwoord: na-tuur
de natuur
Synoniemen
aard, geaardheid, inborst, inslag, karakter, persoonlijkheid
Gepubliceerd op 14-11-2017
natuur
betekenis & definitie