Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

Gepubliceerd op 14-11-2017

kruk

betekenis & definitie

kruk - zelfstandig naamwoord

1. stoel zonder leuningen
hij zat op een kruk achter de piano
2. stok als steun bij het lopen
toen hij zijn been gebroken had, liep hij met twee krukken
3. stok of handvat om iets open te maken
♢ de kruk van de deur was van koper
4. iemand die er niets van terechtbrengt
♢ wat sporten betreft is het een echte kruk!

Zelfstandig naamwoord: kruk
de kruk
de krukken
het krukje

< >