koken - regelmatig werkwoord
uitspraak: ko-ken
1. het gaar maken in heet water
♢ aardappels moet je koken
2. zo warm zijn dat er damp en bellen te zien zijn
♢ water kookt bij 100 graden
1. hij kookte van woede
[hij was heel erg kwaad]
Regelmatig werkwoord: ko-ken
ik kook
jij/u kookt
hij/zij kookt
wij/zij/jullie koken
ik/jij/u/hij/zij kookte
wij/zij/jullie kookten
hij heeft gekookt
de/het/een gekookte ....
kokend, kokende
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Favorieten
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen:
- Je eigen Ensie account
- Direct toegang tot alle zoekresultaten
- Volledige advertentievrije website
- Gratis boek cadeau als welkomstgeschenk