gaar - bijvoeglijk naamwoord
1. aan het eind van je krachten, heel erg moe
♢ ik was zo gaar dat ik meteen naar bed ben gegaan
2. lang genoeg gekookt of gebakken
♢ zijn de aardappels al gaar?
1. de rapen zijn gaar
[de narigheid is begonnen]
2. iemand in zijn sop gaar laten koken
[je niet meer met hem bemoeien]
Bijvoeglijk naamwoord: gaar
... is gaarder dan ...
het gaarst
de/het gare ...
Synoniemen
afgepeigerd, bekaf, doodmoe, doodop, kapot, leeg, lens, uitgeput, uitgeteld
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Favorieten
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen:
- Je eigen Ensie account
- Direct toegang tot alle zoekresultaten
- Volledige advertentievrije website
- Gratis boek cadeau als welkomstgeschenk