heet - bijvoeglijk naamwoord
1. erg warm
♢ de soep is te heet om te eten
1. praten alsof je een hete aardappel in je keel hebt
[bekakt]
2. hete bliksem
[gerecht van gekookte aardappels en appels]
3. om de hete brij heen draaien
[het wel willen maar niet durven]
4. een heet hangijzer
[een moeilijke, gevoelige zaak]
5. men moet het ijzer smeden als het heet is
[een kans niet voorbij laten gaan]
6. op hete kolen zitten
[van ongeduld niet stil kunnen zitten]
7. heet van de naald
[meteen nadat het klaar is of bekend is geworden]
8. de soep wordt nooit zo heet gegeten als zij wordt opgediend
[het is nooit zo erg als het eerst lijkt]
9. hete tranen
[die voortvloeien uit diep verdriet of veel spijt]
10. ik heb wel voor hetere vuren gestaan
[voor grotere opgaven gestaan]
2. wat een scherpe branderige smaak heeft
♢ deze sambal is erg heet
Bijvoeglijk naamwoord: heet
... is heter dan ...
het heetst
de/het hete ...
iets heets
Tegenstellingen
koud
Gepubliceerd op 14-11-2017
heet
betekenis & definitie
Alsjeblieft!
Dit artikel kreeg je van Ensie cadeau. Wil je ook bijdragen aan toegankelijke kennis? Klik hier en word vriend van Ensie.