kleppen - regelmatig werkwoord
uitspraak: klep-pen
1. woorden uitspreken, iets zeggen
♢ Jacintha en Jessie zaten op de achterste bank voortdurend te kleppen
Regelmatig werkwoord: klep-pen
ik klep
jij/u klept
hij/zij klept
wij/zij/jullie kleppen
ik/jij/u/hij/zij klepte
wij/zij/jullie klepten
hij heeft geklept
kleppend, kleppende
Synoniemen
lullen, praten, spreken
Tegenstellingen
zwijgen
Gepubliceerd op 14-11-2017
kleppen
betekenis & definitie