klakken - regelmatig werkwoord
uitspraak: klak-ken
1. een klakkend geluid laten horen
♢ de koetsier klakte met zijn tong en het paard ging lopen
2. een kleppend of kletsend geluid laten horen
♢ met klakkende hakken liep Ilonka over de marmeren vloer
Regelmatig werkwoord: klak-ken
ik klak
jij/u klakt
hij/zij klakt
wij/zij/jullie klakken
ik/jij/u/hij/zij klakte
wij/zij/jullie klakten
hij heeft geklakt
klakkend, klakkende
Gepubliceerd op 14-11-2017
klakken
betekenis & definitie