klam - bijvoeglijk naamwoord
1. vochtig en koud
♢ de muren van de kelder zijn klam
1. het klamme zweet breekt me uit
[dat zeg je als je heel bang bent]
Bijvoeglijk naamwoord: klam
... is klammer dan ...
het klamst
de/het klamme ...
iets klams
Gepubliceerd op 14-11-2017
klam
betekenis & definitie