element - zelfstandig naamwoord
uitspraak: e-le-ment
1. wat kleiner is dan het totaal
♢ deze bank bestaat uit drie elementen
2. kracht van de natuur
♢ de vier elementen zijn: water, vuur, aarde, lucht
1. de elementen trotseren
[ondanks slecht weer naar buiten gaan]
Algemene uitdrukkingen:
1. hij is in zijn element
[hij voelt zich prettig]
2. ik ben ermee in mijn element
[ik ben er blij mee]
Zelfstandig naamwoord: e-le-ment
het element
de elementen
het elementje
Synoniemen
bestanddeel, brok, component, deel, gedeelte, lid, onderdeel, part, segment, smaldeel, stuk
Tegenstellingen
heel, totaal, voluit
Gepubliceerd op 14-11-2017
element
betekenis & definitie