Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

Gepubliceerd op 14-11-2017

eer

betekenis & definitie

eer - voegwoord, zelfstandig naamwoord

1. voordat
♢ het duurde lang eer de bus kwam
2. wat je een goede naam geeft, waarom je bewonderd wordt
♢ de directeur ontving mij, dat was een hele eer
1. ter ere van het jubileum
[vanwege het jubileum]
2. ik heb de eer u mee te delen ..
[het is voor mij heel bijzonder dat ik u mee mag delen ..]
3. hem de laatste eer bewijzen
[bij zijn begrafenis zijn]
4. ik heb het naar eer en geweten gedaan
[zoals ik dacht dat goed was]
5. Jasper doet de tafel eer aan
[hij eet goed]
6. Koen Flink doet zijn naam eer aan
[doet wat bij zijn naam past]
7. het in ere herstellen
[het opnieuw gaan gebruiken]
8. wie gaat met de eer strijken?
[wie krijgt alle bewondering?]
3. door niets of niemand aangetast
♢ het meisje is door die aanranding in haar eer aangetast

Voegwoord: eer
Zelfstandig naamwoord: eer
de eer

Synoniemen
ere, glorie, ongereptheid