dief - zelfstandig naamwoord
1. iemand die steelt
♢ een dief heeft de televisie gestolen
1. wie eens steelt, is altijd een dief
[als je een keer gestolen hebt, vertrouwen de mensen je nooit meer]
2. hem knijpen als een oude dief
[heel bang zijn]
3. de gelegenheid maakt de dief
[waarschuwing om het dieven niet te gemakkelijk te maken]
4. een dief van je eigen portemonnee zijn
[jezelf benadelen]
Zelfstandig naamwoord: dief
de dief
de dieven
het diefje
Gepubliceerd op 14-11-2017
dief
betekenis & definitie