deugd - zelfstandig naamwoord
1. goede eigenschap
♢ vriendelijkheid is zijn grootste deugd
1. het doet me deugd
[ik vind het fijn]
2. de deugd in het midden
[schertsend gezegd als iemand tussen twee anderen in zit]
3. van de nood een deugd maken
[uit een ongunstige situatie voordeel halen]
4. lieve deugd!
[uitroep van ontsteltenis]
Zelfstandig naamwoord: deugd
de deugd
de deugden
Tegenstellingen
ondeugd
Gepubliceerd op 14-11-2017
deugd
betekenis & definitie