Wat is de betekenis van Deugd?

2024-04-16
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

deugd

deugd - Zelfstandignaamwoord 1. iets dat goed is in zedelijk opzicht     ♢ Het is een grote deugd dat hij zo behulpzaam is. Woordherkomst Afkomstig van het Middelnederlandse doghet Uitdrukkingen en gezegden     ♦ Van de nood een deugd maken     ...

2024-04-16
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

deugd

deugd - zelfstandig naamwoord 1. goede eigenschap ♢ vriendelijkheid is zijn grootste deugd 1. het doet me deugd [ik vind het fijn] 2. de deugd in het midden ...

2024-04-16
Lexicon van de Ethiek

Jean Pierre Wils (2007)

Deugd

Deugd (Grieks aretè, Latijn virtus) in morele zin, is een kwaliteit van de moreel goed handelende persoon. Zij stelt de persoon in staat om gemotiveerd te handelen, vrijwillig te handelen, passend te handelen en om continuïteit in zijn handelen aan te brengen. Het gaat hierbij om een houding conform de essentiële natuur van de mens, zoals deze in d...

2024-04-16
Vlaams-Nederlands woordenboek

Peter Bakema (2003)

deugd

- er deugd van/aan hebben, er deugd aan beleven, genieten van, er plezier van hebben.

2024-04-16
Vloeken lexicon

Prof. dr. P.G.J. van Sterkenburg (1997)

deugd

De woordgroep bij gans deugd is een verbastering van de eedformule waarin God en zijn deugd tot getuigen worden aangeroepen dat men de waarheid spreekt. Al te frequent gebruik maakt haar tot uitroep. In de 19de eeuw komt de bastaardvloek lieve deugd voor. De functie ervan is het uitdrukken van verbazing. Mullebrouck (1984) kent voor...

2024-04-16
Encyclopedie voor Zelfstudie

drs. L.A. Beeloo (1981)

Deugd

een geestelijke eigenschap die ons een zekere gemakkelijkheid geeft tot bepaalde goede daden. Plato noemt als vier voornaamste deugden (kardinale deugden): voorzichtigheid (= verstandigheid), rechtvaardigheid, sterkte en matigheid. In de beeldende kunst worden deze deugden vaak als personen voorgesteld. Volgens de traditionele katholieke lee...

2024-04-16
Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

deugd

In de verb. er deugd van (aan) hebben, er deugd aan beleven, ervan genieten, er genoegen aan beleven; - een deugd van -, ter aand. dat iem. of iets voortreffelijk is in zijn soort: een deugd van een kind, een zeer braaf kind; een deugd van een pintje, een voortreffelijk, lekker pilsje. Eens heb ik bij Boontje gebakken sp...

2024-04-16
Kerkelijk woordenboek

Professor mag. dr. J.B. Kors o.p. (1967)

Deugd

een blijvende gesteldheid en vaardigheid der ziel, welke de menschen in staat stelt het goede te doen. Men onderscheidt → natuurlijke of verworven deugden, die verkregen zijn door een veelvuldige herhaling van goede daden; voorts → bovennatuurlijke of ingestorte deugden, die door God onmiddellijk bij het doopsel zijn geschonken. Zie oo...

Wil je toegang tot alle 20 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-16
Katholicisme encyclopedie

Prof. dr. J.C. Groot (1955)

DEUGD

is een vervolmaking van de mens in de vorm van een blijvende gerichtheid op zedelijk goed handelen. Het begrip geldt 1. voor de menselijk te verwerven deugd. Als geestelijk wezen is de mens toevertrouwd aan eigen vrijheid. Vanuit het diepste van zichzelf moet hij zijn wil inzetten voor de verwerkelijking van het goede en zijn vermogens in dienst da...