circus - zelfstandig naamwoord
uitspraak: cir-cus
1. rondtrekkende groep die in een tent zijn kunsten vertoont
♢ in het circus zagen we leeuwen, paarden en clowns
Zelfstandig naamwoord: cir-cus
het circus
de circussen
het circusje
Gepubliceerd op 14-11-2017
circus
betekenis & definitie