broos - bijvoeglijk naamwoord
1. wat gemakkelijk stuk kan gaan
♢ haar botten zijn erg broos geworden
2. niet tegen veel bestand
♢ oma heeft een broze gezondheid
Bijvoeglijk naamwoord: broos
... is brozer dan ...
de/het broze ...
Synoniemen
breekbaar, delicaat, teer, zwak
Gepubliceerd op 14-11-2017
broos
betekenis & definitie