Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

Gepubliceerd op 14-11-2017

boog

betekenis & definitie

boog - zelfstandig naamwoord

1. strook hout waarvan de uiteinden met een draad aan elkaar gebonden zijn
♢ met zijn boog schiet hij deze pijl wel 20 meter weg
1. de boog kan niet altijd gespannen zijn
[je kunt niet altijd alleen serieuze dingen doen]
2. als een pijl uit een boog
[heel snel]
3. meer pijlen op zijn boog hebben
[nog andere argumenten hebben]
2. gebogen deel van een lijn, gebouw, etc.
♢ hij tekende de lijn met een boog naar rechts
1. er met een grote boog omheen lopen
[het willen vermijden]

Zelfstandig naamwoord: boog
de boog
de bogen
het boogje