Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

Gepubliceerd op 14-11-2017

draad

betekenis & definitie

draad - zelfstandig naamwoord

1. lijn van wol of ander materiaal
er zit een draad van je trui los
1. hij gaat altijd tegen de draad in
[is eigenwijs]
2. de rode draad van een verhaal
[een onderwerp dat steeds terugkomt]
3. ze raakte de draad kwijt
[begreep het niet meer]
4. tot op de draad versleten
[helemaal versleten]
5. ermee voor de draad komen
[het zeggen]
6. de draad weer oppakken
[verdergaan waar je gebleven was]
7. de draad van Ariadne
[waarmee Theseus zijn weg uit het doolhof kon vinden]
8. zijn leven hangt aan een zijden draadje
[is ernstig in gevaar]

Algemene uitdrukkingen:
1. kom op, voor de draad ermee!
[zeg wat er aan de hand is]
Zelfstandig naamwoord: draad
de draad
de draden
het draadje