Synoniemen zoeken
Synoniem van boog
Synoniem van 'n ander trefwoord
Groot Synoniemenwoordenboek
P.G.J. van Sterkenburg (1991)
boog
boog - kromme overspanning, dienend ais steun voor een bouwconstructie. Een arcade wordt ondersteund door pilaren. Aardbogen of spaarbogen brengen bij gemetselde funderingen de druk van de bovenliggende belastingen over naar de vaste funderingspunten. De onder- en/of bovenkant van een strek, rechte strek of strekse boog wordt gevormd uit wigvormige of wigvormig geplaatste bouwelementen. Bij een spitsboog, ogief, ogiefboog, puntboog of gotische boog snijden twee cirkelbogen elkaar bovenaan. Vierhoekige gewelven worden diagonaalgewijs doorsneden door een ogief (tweede betekenis) of kruisboog. In Engelse bouwwerken uit de zestiende eeuw komt de brede tudorboog voor. Een rondboog heeft de vorm van een halve cirkel. Bij bruggen spreek je van een overspanning.
Zie ook: verbinding .
Zie verder: gewelf.
Handwoordenboek synoniemen
J.V. Hendriks (1898)
Boog
zie Bocht.
Muiswerk Educatief
Muiswerk Educatief (2017)
boog
boog - zelfstandig naamwoord
1. strook hout waarvan de uiteinden met een draad aan elkaar gebonden zijn
♢ met zijn boog schiet hij deze pijl wel 20 meter weg
1. de boog kan niet altijd gespannen zijn
[je kunt niet altijd alleen serieuze dingen doen]
2. als een pijl uit een boog
[heel snel]
3. meer pijlen op zijn boog hebben
[nog andere argumenten hebben]
2. gebogen deel van een lijn, gebouw, etc.
♢ hij tekende de lijn met een boog naar rechts
1. er met een grote boog omheen lopen
[het willen vermijden]
Zelfstandig naamwoord: boog
de boog
de bogen
het boogje