bips - zelfstandig naamwoord
1. gedeelte van het lichaam waar je op zit
♢ de baby zat met zijn bips op krukje
Zelfstandig naamwoord: bips
de bips
de bipsen
het bipsje
Synoniemen
achterste, achterwerk, billen, kont, krent, reet, zitvlak
Gepubliceerd op 14-11-2017
bips
betekenis & definitie